Voor me zitten 23 olijke kinderen die duidelijk zin hebben in de gastles van Yona. Het enthousiasme spat er van af. Logisch, we hebben het namelijk over hún wereldje en daar willen ze graag over vertellen. Misschien hadden ze liever de rollen omgedraaid: zij voor de klas en ik op een stoel.
Met elkaar denken we na over de invloed van vloggers, sociale media en gamen. De lichten gaan uit en ik start een trailer van Fortnight. Een feest van herkenning voor deze kids. Een aantal hoor ik zeggen: “deze trailer is al twee jaar oud!”
Na het filmpje steekt Hugo* zijn vinger op. Hij blijkt een enthousiast Fortnight speler te zijn en wil wel even aan de meiden uitleggen wat de bedoeling is in dit spel. Al snel begrijp ik dat ik hier te maken heb met een echte kenner. Hugo vertelt vol trots dat hij elke zaterdag ongeveer zeven uur aan het gamen is. Verbazing op verschillende gezichten. Ook ik moet even slikken. Ik vraag hem naar het waarom. Zijn antwoord maakt veel duidelijk: “Mevrouw, wat moet ik ánders doen?”
Uit onderzoek weten we dat maar liefst 87% van de basisschoolleerlingen gamen. De meeste gamers hebben weinig mentale of lichamelijke problemen. Slechts een kleine groep zijn risicogamers.*
Voor kinderen is het belangrijk dat we voldoende leuke activiteiten in het offline leven bieden. Pomp op zaterdag een rubberboot op en ga lekker met ze naar de plas. Zoek met de kinderen naar een leuke hobby en laat ze enthousiast worden. Minimaliseer het aantal uur schermtijd. Laat ze ervaren wat je kunt doen zonder schermpje!
Voordat ik weer wegging, wilde ik de kinderen nog één ding vragen. Dat “twee jaar oud” zat me nog niet helemaal lekker. “Loop ik achter?”, vroeg ik de klas. “Nee mevrouw, ú loopt niet achter, maar de trailer wel!”
*Hugo is niet de echte naam van de omschreven leerling.